Mijn verhalen

Deze pagina toont een kleine wisseltentoonstelling van mijn verhalen.
Een ultrakort verhaal bevat maximaal 100 woorden, een zeer kort verhaal kan tot ongeveer 500 woorden gaan.
Bij meer dan 500 woorden noem ik het een kort verhaal.
Uw reacties zijn welkom via e-mail (zie Contactpagina)

afbeelding toetsenbord
Biechtgeheim

Dit  korte verhaal won de eerste prijs in de voorjaarsschrijfwedstrijd 2021 van Salon Roermond met als thema "Een nieuw begin". 

De Bladblazer

Een column

Loslaten

Een zeer kort verhaal

Grijs verleden

Een zeer kort verhaal

Biechtgeheim


Het was schemerdonker in de kerk op die novembermiddag. Jan Swart zat op een van de achterste banken in de kerk te wachten om te biechten bij pater Gijsbert van Tilborg.
Op Jan Swart na was de kerk leeg. Vooraan brandde een aantal kaarsen bij een zijaltaar. Het enige andere licht in de kerk was het late namiddaglicht dat door de glas-in-loodramen viel.
Op het moment dat de torenklok half vijf sloeg, hoorde Jan de slepende tred van een oude man, pater Gijsbert. De pater verdween in het middelste hokje van de biechtstoel. Jan hoorde hem hoesten. Hij schoof het gordijn aan de linkerkant opzij en ging ook de biechtstoel in. Het was er donker. Geknield op het bankje kon hij vaag het kalende hoofd van de oude pater zien.

De pater mompelde een soort gebed en vroeg:
‘Wat wilt ge biechten, beste man?’
‘Ik wil u eerst iets vragen, pater. Het is toch zo dat alles wat ik biecht onder het biechtgeheim valt en dat u hierover met niemand mag praten?’
‘Alles wat u hier zegt, blijft tussen ons beiden en God. Spreek dus gerust vrijuit.’
‘Dan moet ik biechten dat ik iemand vermoord heb.’
Het bleef even stil aan de andere kant van het rooster.
‘Waarom hebt u dat gedaan?’ vroeg de pater zacht.
‘Omdat die man mijn leven heeft verwoest.’

Als elfjarige jongen stuurden zijn ouders Jan naar het seminarie. Daar voelde hij zich niet thuis. Hij was eenzaam en had heimwee. Een van de paters ontfermde zich over hem maar deed dat op een manier die Jan beklemmend vond. Hij durfde er echter tegen niemand iets van te zeggen.
Tegen het eind van het schooljaar nodigde de pater hem uit op zijn kamer voor een ‘persoonlijk gesprek’. De pater knuffelde hem, haalde zijn grote erectie tevoorschijn en dwong Jan om hem oraal te bevredigen.

‘Ik heb er mijn hele leven lang last van gehouden,’ ging Jan verder tegen de schim achter het rooster. ‘Mijn schoolcarrière was kapot, relaties liepen spaak en uiteindelijk kwam ik in de psychiatrie terecht. En nu heb ik hem vermoord,’ besloot hij zijn verhaal.
Pater Gijsbert hoestte en vroeg:
‘Was er geen andere oplossing geweest dan de man vermoorden? Waarom ben je indertijd niet naar Pater Prefect gegaan?’
‘Ik durfde er met niemand over te praten. Ik schaamde mij vreselijk voor wat er was gebeurd. Wie zou me trouwens hebben geloofd?’
‘Wil je vertellen hoe je de man hebt vermoord?’
‘Ik wilde hem duidelijk kunnen maken wat hij heeft aangericht. Daarom heb ik gekozen voor ricine. Als je dat gif inademt, krijg je binnen enkele uren griepachtige klachten. Dan volgen problemen met de longen en tenslotte een hartstilstand. Ik heb de pater gisteren een brief met dit gif gestuurd.’
Jan hoorde hoe de adem van de pater stokte.
‘Hebt u vanmorgen mijn brief ontvangen, pater Gijsbert’?
De pater kreeg een hevige hoestbui.
Jan verliet de biechtstoel.
Het voelde alsof zijn leven nu pas kon beginnen  



                                                                                                                                                   Terug naar boven 

De Bladblazer


Vooral in oktober en november zie je hem de laatste jaren steeds vaker: de Bladblazer. Het lijkt erop dat hij in onze regio aan een flinke opmars bezig is.
De Bladblazer is ongeveer even groot als een mens. Zijn belangrijkste kenmerk is een lange, meestal niet flexibele slurf, waarmee hij hevig blaast. Hij maakt daarbij een angstaanjagend geluid. De Bladblazer heeft het vooral gemunt op dorre bladeren die weerloos op de grond liggen. Frisse groene bladeren aan de bomen laat hij vreemd genoeg ongemoeid.
Vroeger werd de rustige stilte van de herfst alleen verstoord door het gehuil van een herfststorm. Tegenwoordig maakt de Bladblazer de serene stilte van een mooie herfstdag tot een vervagende herinnering.

Het gedrag van de Bladblazer is vreemd te noemen. Hij valt de bladeren aan en drijft ze ergens op een hoop. Daar heeft de wind er vrij spel mee en die blaast ze gewoon terug naar waar ze vandaan kwamen. Je kunt de Bladblazer dus nauwelijks een nuttige soort noemen. Echt schadelijk zou hij ook niet hoeven zijn als hij niet zo’n hels lawaai maakte. Zelf schijnt hij daar overigens geen last van te hebben. De evolutie heeft ervoor gezorgd dat de Bladblazer op de plaats waar wij mensen oren hebben, meestal geluidwerende kapjes heeft. Hiermee beschermt hij zichzelf tegen het hevige lawaai dat hij voortbrengt. Wij mensen kunnen echter niet aan het geluid van de Bladblazer ontkomen. Tijdens een herfstwandeling kan het je zomaar overkomen dat je het lawaai van de ene Bladblazer probeert te ontvluchten, maar daarbij terechtkomt in de geluidscirkel van een andere.

Opvallend is dat de Bladblazer vooral voorkomt in drukbevolkte gebieden. Het bos, de plaats bij uitstek waar gevallen bladeren te vinden zijn, is niet zijn biotoop. Onduidelijk is nog hoe de Bladblazer zich voortplant. De exemplaren die je in de natuur tegenkomt, zijn nagenoeg allemaal mannetjes. Nu kan het natuurlijk zijn dat de vrouwtjes zich ergens schuilhouden, maar dat is niet waarschijnlijk; je zou er toch minstens af en toe een moeten tegenkomen. Het kan zijn dat de vermeerdering plaatsvindt door klonen. De Bladblazers zouden hiermee een zeer vooruitstrevende soort zijn. Dit vraagstuk is voer voor biologen.

Het is overigens niet noodzakelijk om ons zomaar neer te leggen bij de opkomst van de Bladblazer als een onvermijdelijk gegeven. Er bestaat een eenvoudig en doeltreffend bestrijdingsmiddel: de bladhark, een heel effectief instrument waarmee je het blad in een mum van tijd bij elkaar hebt geharkt. Op deze manier is er voor de bladblazer niets meer te halen. Het werken met de bladhark heeft als voordeel dat het goed is voor de conditie, want het vraagt enige mate van lichaamsbeweging. De kosten van dit instrument laten zich eenvoudig en snel terugverdienen doordat de gebruiker geen abonnement op de sportschool of het fitnesscentrum meer nodig heeft.
De herfst kan weer kleurrijk én stil zijn.

(Eerder verschenen als column in het programma Natuur Natuurlijk van Omroep Siris.)


                                                                                                                                                   Terug naar boven

Loslaten

Je had me moeten weggooien. Hoe ga je verklaren dat ik in je zak zit? Voor het schillen van een appeltje ben ik te groot en het is geen sinaasappelsap wat er aan me kleeft.
Tot nu toe heb ik je kunnen helpen, maar het houdt ooit op.

Begrijp me goed, ik hielp je graag omdat je me altijd goed verzorgde. Je wist welke olie ik het lekkerst vind, insmeren voelde steeds heel fijn en je hield me scherp. Ik heb je geholpen, ook al was ik niet blij met wat je me liet doen. Volgens mij had je je probleem op een andere manier kunnen oplossen, maar je maakte deze keuze, ik was beschikbaar, dus ik heb meegedaan. Het is mijn werk en werk is niet altijd leuk.

Ik zag aankomen wat er ging gebeuren, ken je immers langer dan vandaag. Je stem klonk steeds luider, ik merkte hoe je lijf ging trillen en voelde het zweet in je handen toen je me vastgreep.
Door me schrap te zetten achter je broekriem probeerde ik je te waarschuwen, maar daardoor raakte je nog meer verhit. Ik gaf me gewonnen.
Veel tijd om na te denken kreeg ik niet. Nauwelijks buiten moest ik aan het werk. Op zo’n moment gaat mijn eergevoel spreken. Ik vind het onverdraaglijk dat me na een klus broddelwerk kan worden verweten. Mogelijk heb ik daardoor meer gedaan dan je bedoelde. Misschien wilde je alleen dreigen. Je leek echter te woest voor overleg, dus ik leverde wat je van mij kon verwachten, de kortste weg naar het hart, zonder rafelige randen.

Een onbekende die dacht ons te kunnen schofferen; niet aan jou te linken. Veeg dus je vingerafdrukken en DNA van mijn heft en gooi me weg.
Natuurlijk ga je me missen; dat is wederzijds.
Soms is het beter om los te laten.


                                                                                                                                        Terug naar boven

Grijs verleden


Ik neem een pak halfvolle melk uit de vitrine en op het moment dat ik dat in mijn winkelwagentje leg, voel ik een tikje op mijn schouder.
‘Hé jij ook hier… Dat is lang geleden.’
Ik kijk om en ontmoet een stralende blik van herkenning. Dat is niet meteen wederzijds, al rinkelt op de achtergrond een belletje. Een alarmbelletje. Als het van lang geleden is, kan het alleen zijn uit een tijd die ik achter me heb gelaten. Het is daarom belangrijk dat ik het spel goed speel. Ik kijk heel nadenkend:
‘Je moet me even helpen…’.
‘Weet je het niet meer? Utrecht! Het kan goed al wel dertig jaar geleden zijn.’
Dus toch. Waar ik al bang voor was.
Ik speel de verraste onschuld: ‘Sorry…?’
‘Ja joh, Utrecht, dat kun je toch niet vergeten zijn?’
Natuurlijk ben ik dat niet vergeten. Zelfs de naam komt terug: Daandels, Hendrik-Jan Daandels.
‘Heb je zin om even een kop koffie te drinken en wat bij te kletsen?’
Er gloort hoop. Het lijkt erop dat Daandels de verkeerde persoon in beeld heeft.
‘Nou, dat komt me op dit moment niet zo goed uit.’ Ik werp een snelle blik op mijn Rolex. ‘Ik had gedacht snel even een boodschap te doen voor mijn volgende afspraak.’
‘Ik hoor het al. Je bent geen spat veranderd. Altijd druk druk druk.’
Gelukkig, hij heeft inderdaad niet de goede voor. Als ik iets niet ben is het “druk druk druk”. Ik ben altijd liever lui dan moe geweest. Dat gold dertig jaar geleden al en zo is het nog steeds.
‘Hoe is het je vergaan, sinds Utrecht?’
‘Ik mag niet klagen.’ Het is beter om hem niet wijzer te maken dan hij is. Op de vlakte blijven dus.
‘Ja man, je hebt de juiste stappen gezet,’ gaat Daandels verder. ‘Het is bij het korps niet meer wat het geweest is. Al die reorganisaties. Je kent je eigen collega’s niet meer.’
Al babbelend loopt Daandels met me mee, terwijl ik mijn boodschappenlijstje afwerk.
‘Het is allemaal kommer en kwel,’ beaam ik.
‘En boeven vangen is er ook al niet meer bij; veel te weinig menskracht. Daarbij lijkt het wel of de criminelen steeds slimmer worden.’
‘Overdrijf je nou niet een beetje? Van die menskracht wil ik wel geloven. Maar de boeven zijn toch niet slimmer dan dertig jaar geleden?’
Ineens blijft Daandels staan. Hij lijkt diep in zijn geheugen te graven. Dan gaat hem een licht op.
‘Verdomd, nu zie ik het pas. Jij bent Karel van Bergen, de oplichter die we nooit veroordeeld kregen.’
‘Inderdaad. Maar na dertig jaar zijn die feiten wel verjaard.’
Op weg naar de kassa pak ik de duurste fles wijn uit het schap.
                                                                                                                                        Terug naar boven

Mobirise web page software - Read more